Zaak C 368/21) - is invoer btw automatisch verschuldigd bij een douane schuld bij invoer?

In recent Europees arrest (Zaak C 368/21) wordt nogmaals bevestigd dat de opeisbaarheid van invoer btw niet automatisch voortvloeit uit de een douaneschuld. In tegenstelling tot douane is het voor de heffing van invoer btw immers van belang wáár, dat wil zeggen, in welk land, de goederen in het economisch circuit van de EU zijn gebracht.
1- Feiten

De feiten van deze zaak waren als volgt.

In januari 2019 heeft R.T., gevestigd in Duitsland, een voertuig gekocht en geregistreerd in Georgië.

In maart 2019 reisde R.T. in hetzelfde voertuig van Georgië naar Duitsland, via respectievelijk Turkije, Bulgarije, Servië, Hongarije en Oostenrijk. Het voertuig werd niet aangegeven bij een douanekantoor van invoer.

Aan RT is een aanslag voor douanerechten en btw bij invoer opgelegd omdat hij, in strijd met zijn verplichting op grond van artikel 139 van verordening nr. 952/2013, het voertuig niet bij het eerste douanekantoor in de EU heeft aangeboden.

Gesteld werd dat het voertuig in strijd met de wetgeving in het douanegebied was ingevoerd, waardoor een douaneschuld bij invoer was ontstaan (artikel 79, lid 1, sub a).

Er werd ook geclaimd dat btw bij invoer verschuldigd was op grond van deze douane-inbreuk.

RT heeft tegen deze aanslag beroep ingesteld. De verwijzende rechter is van mening dat het buiten kijf staat dat de douaneschuld overeenkomstig artikel 79, lid 1, sub a, is ontstaan. Maar betwijfelt echter of Duitsland bevoegd is om ook de btw bij invoer te heffen.

2- Vraag

In casu rees de vraag in welk land invoer btw betaald moest worden.

Meer bepaald: is de plaats van invoer de lidstaat waar de douaneovertreding is begaan (Bulgarije), of in de lidstaat waar de overtreder daadwerkelijk gevestigd is en het voertuig duurzaam zal gebruiken (Duitsland)?

3- Arrest

Om te beginnen herinnert het Hof eraan dat de lidstaten, wanneer ingevoerde goederen aan douanerechten zijn onderworpen, het belastbare feit en de verschuldigdheid van de btw bij invoer kunnen koppelen aan die van de douanerechten.

Aldus kan een btw-schuld uit een douaneschuld voortvloeien wanneer op grond van de gedragingen die tot het ontstaan van de douaneschuld hebben geleid, kan worden vermoed dat de betrokken goederen in het economische circuit van de EU zijn gebracht en tot verbruik hadden kunnen leiden.

Dit vermoeden kan evenwel worden weerlegd indien wordt vastgesteld dat, ondanks de inbreuken op de douanewetgeving (die tot het ontstaan van een douaneschuld leiden in de lidstaat waar deze douane inbreuken zijn gepleegd), goederen via een andere lidstaat in het economisch circuit zijn binnenbracht. In welk geval het belastbare feit voor de btw bij invoer plaats vindt in die andere lidstaat waar de goederen voor het verbruik zijn bestemd.

In de onderhavige zaak merkte het Hof van Justitie op dat het voertuig op zijn reis van Georgië naar Duitsland door verschillende lidstaten reisde. De eigenaar, RT, had zijn gewone verblijfplaats in Duitsland, waar hij het voertuig na aankomst gebruikte.

Onder verwijzing naar eerdere rechtspraak oordeelde het Hof van Justitie dat moet worden aangenomen dat dit voertuig, niettegenstaande het eerste gebruik en de fysieke binnenkomst op het grondgebied van de EU via Bulgarije, het voertuig daadwerkelijk bestemd was voor gebruik in Duitsland.

Aangezien het voertuig in deze laatste lidstaat het economisch circuit van de EU is binnengekomen, heeft de invoer ervan overeenkomstig de artikelen 30 en 60 van de btw-richtlijn dus in Duistland plaatsgevonden.

Deze conclusie wordt niet ontkracht door het feit dat het eerste gebruik van het voertuig zich in Bulgarije heeft voortgedaan. Ingevolge eerdere rechtspraak (C-26/18 Federal Express Corporation Deutsche Niederlassung) kunnen goederen, ook al zijn zij fysiek in een lidstaat binnengekomen, worden geacht op het grondgebied van een andere lidstaat in het economisch circuit van de EU te zijn binnengebracht. Dit is het geval wanneer die goederen in de laatste lidstaat "bestemd voor verbruik" waren. In zulk geval worden de betrokken goederen geacht het economisch circuit van de EU binnengekomen te zijn in lidstaat van hun eindbestemming en is de btw bij invoer ontstaan in die lidstaat.

4- Commentaar

De btw-administratie heeft standaard de reflex om btw bij invoer na te vorderen wanneer er een douaneschuld bij invoer ontstaat.

De redenering luidt dat de heffing van de btw bij invoer gelinkt is aan de douanereglementering. Krachtens de bepalingen in de btw-wetgeving zijn douanerechten en invoer btw voor wat het belastbare feit en het verschuldigd worden ervan ook aan elkaar gekoppeld.

De EU rechtspraak nuanceert echter deze “automatische” koppeling en laat bij een douaneschuld enkel een invoer voor btw-doeleinden toe indien de goederen daadwerkelijk via die lidstaat in het economisch circuit van de Unie zijn gebracht. In deze casus was een douanerechtelijk onrechtmatig handelen geen voldoende grond om tot een schuld van invoer btw te komen.

Deze zaak maakt wederom heel duidelijk dat de douane en btw-regels niet ‘één-op-één’ doorgetrokken kunnen worden.