Ratio legis
De nieuwe regeling beoogt een structurele hervorming van de energiefiscaliteit om de impact van hoge energieprijzen te beperken.
Enerzijds wordt het verlaagde btw-tarief voor leveringen van elektriciteit, aardgas als verwarmingsbrandstof en warmte via warmtenetten permanent gemaakt. Anderzijds wordt een bijzondere regeling met betrekking tot accijnzen ingevoerd, die meer flexibiliteit zou moeten bieden om de fiscale druk op de energiefactuur aan te passen in functie van de prijsevolutie.
Het opzet is om het toepassingsgebied van de btw- en accijnsmaatregelen vanaf juli 2023 volledig op elkaar af te stemmen.
Huidige tijdelijke btw-verlaging
Momenteel geldt er een tijdelijke btw-verlaging van 21% naar 6% voor de levering van elektriciteit aan natuurlijke personen in het kader van residentiële contracten (KB nr. 20, art. 1bis). Om 'residentiële' contracten te onderscheiden van 'professionele' contracten, moeten elektriciteitsleveranciers zich baseren op het objectieve gegeven of de afnemer wel of niet zijn ondernemingsnummer verstrekt bij het afsluiten van het contract. In tegenstelling tot elektriciteit, is het verlaagde btw-tarief voor aardgas en warmte via warmtenetten van toepassing op alle leveringen (ongeacht het type contract) (KB nr. 20, art. 1bis/1).
Op 31 maart 2023 zou de tijdelijke btw-verlaging komen te vervallen.
Overgangsregeling van 3 maanden
Tussen 1 april 2023 en 30 juni 2023 blijft het verlaagde btw-tarief voor elektriciteit, gas en warmte op dezelfde manier doorwerken. Voor aardgas wordt voortaan wel expliciet verduidelijkt in de wet dat het verlaagd tarief slechts geldt bij een gebruik als verwarmingsbrandstof (en dus niet als motorbrandstof – zie verder).
Vanaf juli 2023 geldt het criterium “niet-zakelijk gebruik”, behalve voor warmte
Vanaf juli 2023 wordt de btw-verlaging voor elektriciteit en aardgas gekoppeld aan de accijnswetgeving. Vanaf dan is het 6% btw-tarief alleen van toepassing op leveringen in het kader van een contract voor "niet-zakelijk gebruik". Wat onder zakelijk en niet-zakelijk gebruik valt, is vastgelegd in artikel 420, § 5, van de programmawet van 27 december 2004 en is gebaseerd op de Europese energiebelastingrichtlijn. Het ondernemingsnummer wordt dus geschrapt als criterium. Dit moet onregelmatigheden tussen btw en accijnzen voorkomen bij de toepassing van de permanente btw-verlaging. Het ondernemingsnummer geldt nog wel als een vermoeden voor de leveranciers (zie verder).
Het is belangrijk om te weten dat de staat, regionale en lokale overheden en andere publiekrechtelijke instanties als "niet-zakelijke gebruikers" kunnen worden aangemerkt volgens de accijnswetgeving, zelfs als zij bij het afsluiten van hun energiecontract een ondernemingsnummer aan hun energieleverancier hebben opgegeven. Indien het btw-criterium niet werd aangepast, zouden deze publiekrechtelijke instanties naast het hogere accijnstarief ook het normale btw-tarief van 21% verschuldigd zijn op de levering van elektriciteit en aardgas.
Op dit vlak houdt de definitieve regeling dus wel een belangrijke wijziging in voor vzw’s, vennootschappen en professionele verbruikers. Voor hen gaat het btw-tarief op gas immers omhoog van 6% naar 21%. Anderzijds kunnen overheidsinstellingen nu wel genieten van het verlaagd tarief op elektriciteit. De accijnswetgeving bepaalt namelijk expliciet dat de publiekrechtelijke lichamen als niet-zakelijke verbruikers worden beschouwd voor de activiteiten en handelingen die zij als overheid verrichten.
Ondernemingsnummer wordt een criterium bij de levering van warmte
In tegenstelling tot elektriciteit en aardgas, valt de levering van warmte via warmtenetten niet onder de accijnswetgeving. Vanaf 1 juli 2023 geldt voor het toepassen van het verlaagde btw-tarief bij deze leveringen wel als voorwaarde dat de "natuurlijke persoon" afnemer geen ondernemingsnummer heeft opgegeven bij het afsluiten van het contract.
Doorrekeningen uitgesloten van het verlaagd btw-tarief
Het verlaagde btw-tarief van 6% zal niet van toepassing zijn op de doorfacturatie door de afnemer. Dit geldt bijvoorbeeld voor de doorrekening van energie in het kader van een verhuurcontract of bij het gebruik van een elektrische laadpaal door een derde. Ook hier wordt verwezen naar de afstemming met accijnswetgeving. Accijnzen zijn immers in de regel verschuldigd op het tijdstip van de levering door de energieleverancier aan de oorspronkelijke afnemer (i.e. de persoon die het contract met de energieleverancier heeft afgesloten). Een eventuele daaropvolgende doorfacturatie van energie wordt niet beschouwd als levering in de zin van de accijnswetgeving.
Aldus rijst de vraag hoe men zal omgaan met de bedrijfsleider die gas en elektriciteit afneemt van zijn (management-)vennootschap: moet hij binnenkort sowieso 21% btw betalen?
Mede-eigendommen komen wel in aanmerking voor het verlaagde btw-tarief
Het verlaagde btw-tarief van 6% zal dan weer wel mogelijk zijn voor contracten die zijn afgesloten met een appartementsmede-eigendom, aangezien deze contracten meestal overwegend niet-zakelijk gebruik betreffen.
Het vermelden van een ondernemingsnummer door de afnemer bij het afsluiten van het energiecontract zal bijgevolg geen belemmering vormen voor het toepassen van het verlaagde btw-tarief van 6%, mits de afnemer (cf. artikel 420, § 5/1, van de programmawet van 27 december 2004) meldt dat er sprake is van overwegend niet-zakelijk gebruik door de eindverbruikers.
Accijnshervorming
Om de btw-verlaging te financieren zullen er vanaf 1 april nieuwe accijnzen op gas en elektriciteit voor niet-zakelijke gebruikers worden geïntroduceerd. De accijnshervorming bestaat uit de volgende vier maatregelen.
• Een nieuw accijnstarief voor verschillende verbruiksschijven van niet-zakelijk gebruik.
• Een nieuwe verbruiksschijf voor aardgas en elektriciteit, het zogenaamde basispakket. Voor aardgas betreft het de schijf van 0 tot 12 MWh en voor elektriciteit de schijf van 0 tot 3MWh.
• Een prijsbeschermingsmechanisme met een cliquet-systeem, dat accijnzen op het basispakket aanpast op basis van de marktprijs om schommelingen te beheersen.
• Een verlaagd accijnstarief voor residentiële beschermde klanten met een laag inkomen of kwetsbare situatie, zonder verbruiksschijven en zonder cliquet-systemen. Momenteel zijn deze klanten vrijgesteld van accijnzen.
Het prijsbeschermingsmechanisme zou een "btw-winst" die zou volgen uit de schommelingen van de marktprijzen op een automatische manier moeten compenseren in de accijnzen. Dit gebeurt via een cliquet-systeem, dat het speciale accijnstarief voor het basispakket aanpast als de prijs een bepaalde grenswaarde overschrijdt. Bij een sterke stijging van energieprijzen dalen de accijnzen op het basispakket, maar niet op het extra verbruik. Anders gesteld: de accijns is verschuldigd aan het volle tarief als de energieprijzen, zoals nu, onder een bepaald plafond liggen. Indien dit plafond wordt overschreden, dan verlaagt het accijnstarief op een basisschijf van het verbruik.
Voor aardgas geldt er daarnaast ook een cliquet-systeem voor verbruiksschijven boven het basispakket wanneer de prijs onder een grenswaarde ligt. Hierbij wordt het btw-verlies door prijsdalingen gecompenseerd met hogere accijnzen. Dit mechanisme moet in de toekomst ook als instrument dienen om de transitie van gas naar elektriciteit te faciliteren.
Motorbrandstof uitgesloten
De accijnshervorming heeft enkel betrekking op het niet-zakelijke gebruik van aardgas van de GN-codes 2711 11 00 en 2711 21 00 als verwarmingsbrandstof en op niet-zakelijk gebruik van elektriciteit van de GN-code 2716. Leveringen van CNG (Compressed natural gas) en LNG (Liquefied natural gas) als motorbrandstof (voor industriële doeleinden of voor transport) vallen derhalve niet onder de accijnshervorming en komen derhalve ook niet in aanmerking komen voor het verlaagde btw-tarief.
Weerlegbaar wettelijke vermoedens
Energieleveranciers worden alleen aansprakelijk gesteld voor de juiste toepassing van btw en accijnzen als ze over voldoende informatie beschikken over de status van hun klanten.
Een wettelijk vermoeden stelt dat, als een klant geen ondernemingsnummer verstrekt bij het aangaan van een elektriciteits- of gascontract, de leverancier mag aannemen dat het om niet-zakelijk gebruik gaat. Een tweede weerlegbaar vermoeden bepaalt dat het gaat om een levering voor zakelijk gebruik als de afnemer bij het afsluiten van het contract een ondernemingsnummer heeft meegedeeld, tenzij de afnemer uitdrukkelijk heeft meegedeeld dat het gaat om een levering voor overwegend niet-zakelijk gebruik.
Deze vermoedens zijn bedoeld om de energieleverancier te beschermen tegen aansprakelijkheid met betrekking tot de correcte toepassing van het verlaagde btw-tarief en de berekening van accijnzen.
Om geschillen te voorkomen, voorziet de wet in een standaardverklaring die de klant kan doorgeven, bijvoorbeeld via de website, per brief of e-mail.