Belangrijke toleranties voor rapportering door gemengde en gedeeltelijke btw-plichtigen gepubliceerd

May 27
Gemengde en gedeeltelijke btw-plichtigen moeten de cijfers i.v.m. hun aftrekregime sinds kort communiceren aan de fiscus (via InterVAT). Die nieuwe verplichting moest in principe zijn vervuld op 20 april 2024 (20 juni voor maandindieners onder werkelijk gebruik).

De fiscus had al een uitstel aangekondigd en komt nu met verdere versoepelingen (Bericht van 23 mei 2024 op https://financien.belgium.be).
Cijfers 2023 kunnen worden gerapporteerd op basis van schattingen

In een eerder bericht kondigde de administratie aan dat er een uitstel kwam voor de rapporteringsverplichting van gemengde en gedeeltelijke btw-plichtigen. Er werd aangekondigd dat de cijfers niet moesten worden gerapporteerd tegen 20 april 2024, maar dat er een uitstel kwam in twee fases.

In eerste instantie moesten er “schattingen” worden doorgegeven in de aangifte van het tweede kwartaal of van de maand juni 2024. Dat is dus tegen 20 juli (en als er gebruik wordt gemaakt van de zomerfaciliteiten: 9 augustus 2024). Vervolgens zouden de definitieve cijfers moeten worden gecommuniceerd in de aangifte over het derde kwartaal 2024 (21 oktober 2024) of november (20 december 2024).

Die tweede verplichting wordt nu afgeschaft. De cijfers voor 2023 moeten dus enkel worden gerapporteerd op basis van schattingen. De initieel aangekondigde datum van indiening (20 juli of 9 augustus) blijft daarbij behouden.

Sterke inperking verplichting voor gedeeltelijke btw-plichtigen

Gedeeltelijke btw-plichtigen moeten hun cijfers in feite op dezelfde manier rapporteren als gemengde btw-plichtigen die het werkelijk gebruik toepassen (art. 18bis, §8 KB nr. 3). Ook voor hen is er dus de verplichting om een uitsplitsing te maken van de btw die ze hebben opgelopen naargelang de activiteit waarvoor ze de kosten gebruiken. Daarbij rezen een aantal problemen. Zo kan men zich de vraag stellen of gedeeltelijke btw-plichtigen noodzakelijkerwijze onderworpen zijn aan verhoudingsgetallen en hoe je die moet berekenen. Hoe moet je gratis handelingen kwantificeren aan de hand van een verhoudingsgetal (dat principieel is gebaseerd op de omzet)?

Vandaar dat men nu met een zeer aanzienlijke inperking van deze verplichting komt. Concreet zullen enkel nog “grote ondernemingen” de gegevens moeten meedelen. Hierdoor vallen de meeste vzw’s enz. buiten de toepassing van deze verplichting.

Daarnaast worden de overheidsinstellingen (art. 6 Wbtw) die gedeeltelijk btw-plichtig zijn uitgesloten van de verplichting. Zij moeten enkel gegevens meedelen wanneer zij gemengd belastingplichtig zijn en geopteerd hebben voor een btw-aftrek overeenkomstig het werkelijk gebruik (en enkel voor deze handelingen). Zij zijn ontheven van de rapporteringsverplichting voor de handelingen die zij als niet-belastingplichtige stellen (buiten de werkingssfeer van de btw).

Dit is dus een zeer uitgebreide inperking van de eerder aangekondigde verplichting. Naar alle waarschijnlijkheid worden (quasi) nog enkel holdings van grote ondernemingsgroepen geviseerd.

Men kondigt aan dat deze inperking “de komende jaren als proef bij ministeriële tolerantie” wordt toegestaan.

Aftrekbeperkingen: keuze voor belastingplichtige

Het was niet geheel duidelijk of er bij de rapportering van de cijfers rekening moet worden gehouden met aftrekbeperkingen of niet. De administratie kondigt nu aan dat de belastingplichtige de keuze heeft om hier al dan niet rekening mee te houden.

Voorbeeld: het professioneel gebruik voor autokosten van een belastingplichtige bedraagt 35 %. De belastingplichtige kan kiezen om, bij de toewijzing aan de verschillende bedrijfsafdelingen, rekening te houden hetzij met het volledige btw-bedrag dat op de aankoopfactuur vermeld staat, hetzij enkel met het btw-bedrag dat overblijft na toepassing van de aftrekbeperking van 35 %. Het aftrekpercentage van 35 % moet daarentegen niet gerapporteerd worden als bijzonder verhoudingsgetal in de periodieke btw-aangifte.

Dit is alvast een welgekomen tolerantie, aangezien men anders verplicht zou worden om (factuur per factuur) de btw op te bruteren om tot een juiste rapportering te komen.

Daarnaast kondigt men ook aan dat de cijfers inzake privé-gebruik niet moeten worden gerapporteerd. Gemengde en gedeeltelijke belastingplichtigen die gratis bedrijfsmiddelen of andere goederen (bedrijfswagen, gsm …) ter beschikking stellen van een zaakvoerder, bestuurder of personeelslid zijn dus niet gehouden om de verhoudingsgetallen die betrekking hebben op deze gratis terbeschikkingstelling te rapporteren. Dat geldt ook voor de gegevens die betrekking hebben op kosten van onthaal waarover geen btw in aftrek werd genomen (zoals bijvoorbeeld restaurantkosten).

Soepele houding voor 2024

Gezien de impact van deze nieuwe wetgeving, heeft de minister zijn administratie gevraagd om voor het jaar 2024, in het kader van een eventueel fiscaal toezicht op de juiste toepassing ervan, een soepele houding aan te nemen in geval van een kennelijk onopzettelijke fout van een btw-belastingplichtige.

Deze bijdrage is verschenen op TaxWin (te raadplegen op taxwin .be).