Verleggingsregels voor werk in onroerende staat grondig gewijzigd met ingang van 01.01.2023

Een nieuw koninklijk besluit heeft een aantal belangrijke btw-wijzigingen doorgevoerd aan de koninklijke besluiten nrs. 1, 2, 3, 4, 10, 19, 22 en 59 (KB 26.10.2022, BS 10.11.2022).

Eén van de meest in het oog springende wijziging betreft het toepassingsgebied voor de verlegging van heffing inzake werk in onroerende staat.

Een andere belangrijke (reeds eerder aangekondigde) wijziging handelt over de nieuwe elektronische voorafgaande kennisgeving die gemengde btw-plichtigen moeten naleven indien zij hun btw-aftrek willen uitoefenen volgens de methode van het werkelijk gebruik. Het nieuwe KB introduceert nieuwe modaliteiten van deze nieuwe procedure die vooral de administratie beter moet bewapenen bij het controleren van gemengde btw-plichtigen. Hierover berichten we u in een aparte bijdrage.

Beide wijzigingen treden inwerking op 1 januari 2023.
Artikel 20 van het Koninklijk Besluit nr. 1 stelt dat de verlegging van heffing van toepassing is indien een in België gevestigde belastingplichtige werk in onroerende staat verricht voor ofwel (1) een in België gevestigde belastingplichtige die gehouden is tot het indienen van periodieke aangiften of (2) een niet in België gevestigde belastingplichtige met een btw-registratie met aanstelling van een aansprakelijke vertegenwoordiger. Aan deze regeling worden een aantal belangrijke hervormingen doorgevoerd.

Ook verlegging naar rechtstreekse btw-identificaties

Voor de toepassing van de verlegging zal de buitenlandse klant niet langer over een aansprakelijke vertegenwoordiger moeten beschikken. Een buitenlandse belastingplichtig die over een directe btw-registratie beschikt zal eveneens van de verlegging kunnen genieten.

Notificatieplicht

Er geldt voortaan een verplichting van de afnemer om zijn dienstverrichter te informeren, wanneer deze niet voldoet aan de voorwaarden. Men doelt hier op de situaties waar afnemer wel een btw-nummer heeft, maar geen periodieke aangiftes indient (bv. regeling kleine ondernemingen).

Nieuwe factuurvermeldingen

Bovendien is nog een belangrijke wijziging op het vlak van facturatie.

Artikel 20, § 3, eerste lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 1 bepaalt voortaan dat de door de dienstverrichter uitgereikte facturen de volgende vermelding dienen te bevatten:

"Verlegging van heffing. Bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand na de ontvangst van de factuur, wordt de afnemer geacht te erkennen dat hij een belastingplichtige is gehouden tot de indiening van periodieke aangiften. Als die voorwaarde niet vervuld is, is de afnemer ten aanzien van die voorwaarde aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde belasting, interesten en geldboeten.".

Het doel van deze verwijzing is om de afnemer die geen recht heeft op de verlegging omdat deze geen periodieke btw-aangiften indient en die zijn aannemer hierover niet heeft ingelicht, attent te maken op zijn persoonlijke aansprakelijkheid.

Artikel 20, § 3, tweede lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 1 stelt namelijk dat, “behoudens samenspanning tussen de partijen of klaarblijkelijke miskenning van de betrokken bepaling, de dienstverrichter wordt ontslagen van zijn aansprakelijkheid ten aanzien van de vereiste dat de afnemer gehouden is tot de indiening van periodieke btw-aangiften, wanneer de afnemer de factuur niet heeft betwist”.