De Raad Economische en Financiële Zaken (Ecofin) had het voorstel geagendeerd voor goedkeuring op 14 mei 2024, onder leiding van het Belgische voorzitterschap, dat prioriteit heeft gegeven aan dit dossier.
De nieuwe digitale rapporteringsverplichting elimineert de huidige verplichting om een intracommunautaire opgave in te dienen, maar er worden aanvullende gegevens opgelegd om te rapporteren, waaronder bankgegevens, om de fiscus in staat te stellen betalingen te volgen.
Rol van platforms bij btw-inning
Vanaf 1 juli 2027 zullen platforms die accommodatieverhuur op korte termijn en personenvervoersdiensten faciliteren een grotere rol gaan spelen bij de btw-inning. Vanaf dan worden platforms die verhuur van accommodatie voor korte duur of personenvervoer (over de weg) via elektronische interfaces faciliteren, beschouwd als degenen die deze diensten ontvangen en leveren (zgn. “deemed suppliers”). Dit geldt tenzij de onderliggende dienstverlener zijn btw-identificatienummer (btw-ID) meedeelt en bevestigt dat hij verantwoordelijk is voor het in rekening brengen van de toepasselijke btw. Daarnaast kunnen de lidstaten deze platforms verplichten om de btw-identificatienummers van de dienstverleners te verifiëren.
Ondanks de pogingen om een politiek akkoord te bereiken, heeft Ecofin geen overeenstemming bereikt over het voorstel. De voornaamste hindernis bleek een veto van Estland die niet akkoord kon gaan met de verplichte zogenaamde ”deemed supplier” regeling voor platforms die verhuur van accommodatie voor korte duur of personenvervoer (over de weg) faciliteren.
Er wordt verwacht dat er op korte termijn een compromisvoorstel zal volgen, aangezien slechts één lidstaat bezwaar had tegen een beperkt deel van het pakket. De Belgische regering heeft dan ook goede hoop om de onderhandelingen voor het einde van hun voorzitterschap (30 juni) succesvol af te ronden. De volgende Ecofin-vergadering staat gepland voor 21 juni 2024.
Als België in haar opzet zou slagen, dan zal het voorstel verschillende verregaande wijzigingen aanbrengen in de btw-regelgeving. De belangrijkste punten van het bijgewerkte voorstel worden hieronder uiteengezet.
Digitale rapportering / e-invoicing
Vanaf 1 januari 2030 moeten elektronische facturen worden uitgereikt volgens de EU-norm (EN 16931), waarbij verplichte digitale rapportering geldt voor verschillende soorten grensoverschrijdende transacties, waaronder:
- Intracommunautaire leveringen en verwervingen van goederen, met uitzondering van de overbrengingen van eigen goederen, met een “opt-out” mogelijkheid voor lidstaten voor Intracommunautaire verwervingen/aankopen.
- Belastbare leveringen en aankopen van goederen en diensten waarbij de afnemer gehouden is de btw te voldoen (toepassing verleggingsregeling), waarbij de lidstaten voor de aankopen eveneens een opt-out mogelijkheid hebben.
De nieuwe digitale rapporteringsverplichting elimineert de huidige verplichting om een intracommunautaire opgave in te dienen, maar er worden aanvullende gegevens opgelegd om te rapporteren, waaronder bankgegevens, om de fiscus in staat te stellen betalingen te volgen.
In vergelijking met de initiële voorstellen zijn er een aantal opmerkelijke punten, waaronder:
- E-facturen (voor transacties onder het EU-mandaat) moeten worden uitgereikt binnen 10 dagen na het belastbare feit. Dit is een wijziging ten opzichte van de eerder voorgestelde twee dagen; maar toch veel korter dan de bestaande uitreikingstermijn van de 15de dag van de maand volgend op de maand waarin het belastbaar feit plaatsgevonden heeft.
- Voor self billing en aankopen onder verlegging binnen de EU (in gevallen waarin de ontvanger de btw dient te rapporteren onder verlegging van heffing) is de rapporteringstermijn van de factuur nog korter, namelijk 5 dagen vanaf de uitreikingsdatum (of wanneer men de factuur had moeten uitreiken).
- Hybride facturen, die zowel gestructureerde als ongestructureerde formaten bevatten, zullen als “compliant” worden beschouwd indien ze alle noodzakelijke informatie in een gestructureerd formaat bevatten.
- Lidstaten met bestaande binnenlandse “e-invoicing” systemen of systemen die vóór 1 januari 2024 zijn goedgekeurd, krijgen een langere periode om zich aan de EU-norm aan te passen. Zij hebben tot 1 januari 2035 de tijd om zich aan te passen aan de nieuwe Europese norm.
- De lidstaten zullen de flexibiliteit behouden om aanvullende gegevens te vragen die verder gaan dan de vereisten onder het nieuwe EU-kader (bv. SAF-T).
- De lidstaten zullen de flexibiliteit hebben om het gebruik van een geldige elektronische factuur verplicht te stellen als materiële voorwaarde voor de uitoefening van btw-aftrek.
- Het gebruik van verzamelfacturen blijft mogelijk onder specifieke voorwaarden.
Rol van platforms bij btw-inning
Vanaf 1 juli 2027 zullen platforms die accommodatieverhuur op korte termijn en personenvervoersdiensten faciliteren een grotere rol gaan spelen bij de btw-inning. Vanaf dan worden platforms die verhuur van accommodatie voor korte duur of personenvervoer (over de weg) via elektronische interfaces faciliteren, beschouwd als degenen die deze diensten ontvangen en leveren (zgn. “deemed suppliers”). Dit geldt tenzij de onderliggende dienstverlener zijn btw-identificatienummer (btw-ID) meedeelt en bevestigt dat hij verantwoordelijk is voor het in rekening brengen van de toepasselijke btw. Daarnaast kunnen de lidstaten deze platforms verplichten om de btw-identificatienummers van de dienstverleners te verifiëren.
De huidige compromistekst biedt de lidstaten flexibiliteit bij de toepassing van het “deemed supplier” model. Kortdurende verhuur van accommodatie wordt gedefinieerd als de ononderbroken verhuur van accommodatie aan dezelfde persoon voor maximaal 30 nachten. Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de sector in de verschillende lidstaten, krijgen de lidstaten echter de mogelijkheid om de verhuur van accommodatie op korte termijn te onderwerpen aan bepaalde criteria, voorwaarden en beperkingen overeenkomstig hun nationale wetgeving.
Vóór 1 juli 2027 moeten de lidstaten het btw-comité informeren over hun nationale wetgeving met betrekking tot deze criteria, voorwaarden en beperkingen.
Vervolgens zal de Europese Commissie (EC) een uitgebreide lijst samenstellen en publiceren tegen 31 december 2027, met gedetailleerde informatie over de criteria, voorwaarden en beperkingen die door elke lidstaat zijn vastgesteld.
Vervolgens zal de Europese Commissie (EC) een uitgebreide lijst samenstellen en publiceren tegen 31 december 2027, met gedetailleerde informatie over de criteria, voorwaarden en beperkingen die door elke lidstaat zijn vastgesteld.
In tegenstelling tot het initiële voorstel biedt de geactualiseerde versie de lidstaten ook de mogelijkheid om kortdurende verhuur van accommodatie en personenvervoer over de weg in het kader van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen uit te sluiten van het “deemed supplier” model.
In het bijgewerkte voorstel is er geen sprake meer van een verdere uitbreiding van het “deemed supplier” tot alle leveringen binnen de EU, ongeacht waar de onderliggende leverancier is gevestigd.
Het bijgewerkt voorstel verduidelijkt verder dat agenten die opereren onder de margeregling voor reisbureasu (TOMS) niet vallen onder de nieuwe “deemed supplier” regeling. Het bevestigt tevens de btw-behandeling van diensten die door platforms worden verleend. Deze zullen voor btw-doeleinden onderworpen zijn aan de btw in het land waar de onderliggende gefaciliteerde transactie plaatsvindt.
Ondanks de bijkomende flexibiliteit voor de lidstaten ten opzichte van het initiële voorstel, bleek dit evenwel niet voldoende om Estland over de streep te trekken.
Eén btw-registratie
Vanaf 1 januari 2027 zal de OSS (One Stop Shop) verder worden uitgebreid met de rapportering van intracommunautaire overbrengingen van eigen goederen. Deze maatregel zou de administratieve lasten moeten verlichten voor e-commerce verkopers, die momenteel aparte btw-nummers nodig hebben in elk land waar ze voorraad houden. Nu de OSS deze grensoverschrijdende overbrengingen dekt, zal de call-off stock na 30 juni 2027 ophouden te bestaan. Bestaande voorraden die vóór deze datum onder deze regeling vielen, moeten tegen 30 juni 2028 worden uitgefaseerd.
De OSS zal ook gebruikt kunnen worden voor alle binnenlandse B2C-verkopen van goederen door niet-gevestigde leveranciers, met inbegrip van installatieleveringen en leveringen van goederen aan boord van schepen, vliegtuigen of treinen, en transacties met betrekking tot gas, elektriciteit, verwarming en koeling. Opmerkelijk is dat voor energie leveringen de uitbreiding al geldt vanaf 1 januari 2026.
In eerdere voorstellen werd ook overwogen om transacties in het kader van de margeregeling (zoals tweedehands goederen en kunstwerken) onder de OSS te laten vallen; deze maken echter geen deel meer uit van de compromistekst.
Tot slot, maar daarom niet minder belangrijk, wil het VIDA voorstel de toepassing van de verleggingsregeling in bepaalde gevallen verplichten. Dit is het geval wanneer de leveranciers niet gevestigd/geregistreerd zijn in de lidstaat waar de btw verschuldigd is en de ontvanger voor btw-doeleinden geïdentificeerd is. Deze leveringen zouden dan moeten worden gerapporteerd via de intracommunautaire opgave. De lidstaten zullen evenwel flexibiliteit behouden bij het toepassen van de verleggingsregeling op leveringen door niet-gevestigde verkopers aan afnemers, ongeacht hun status, onder de voorwaarden die de lidstaat stelt.